Page 102 of Near Dark

Zij en Harvath gaven hun paspoorten af en nadat ze hun spullen in hunsuvhadden geladen, ging de colonne op weg.

Ze verplaatsten zich met de strakke precisie van een team dat op ervaring in een oorlogssituatie kon bogen. Zelfs in hun kleine autootjes zou het de Italianen niet lukken zich tussen een van hun voertuigen te wurmen.

De rit van Sacile naar Aviano nam iets minder dan een kwartier in beslag. De hele basis werd omring door palen, harmonicagaas en scheermesprikkeldraad. Bij de toegangspoort nam de hele colonne de vipstrook.

De teamleider overhandigde de paspoorten voor Harvath en Sølvi, terwijl alle andere teamleden hun toegangspasjes en identiteitsbewijzen toonden.

Terwijl een van de bewakers met een handscanner alle toegangspasjes controleerde, liep een andere met een klembord naar de middelstesuvtoe om de namen daarop met de paspoorten en gezichten van de bezoekende vips te vergelijken.

Terwijl de verificatie plaatsvond, doorzochten ander bewakers, onder wie twee met honden, de voertuigen, inclusief de bagageruimtes.

Harvath wist dat dit de standaardwerkwijze was. De honden doorzochten de auto’s op explosieven, niet op kleine wapens. Hij en Sølvi kregen een beveiligingsescorte mee. Als de honden naar vuurwapens op zoek waren geweest, zouden ze helemaal dol zijn geworden. Iedereen in de colonne was bewapend.

Vrijwel meteen nadat de veiligheidscontrole was begonnen, werden de paspoorten teruggegeven en gebaarden de bewakers dat de colonne door kon rijden.

Ze reden naar een kantoorgebouw met verblijfsruimtes die op de voorzieningen leken waarvan Harvath op de vliegbasis ­Chièvres gebruik had gemaakt, maar dan minder spartaans en veel moderner.

Het team hielp hun spullen uit te laden en regelde de check-in. De teamleider gaf hun zijn telefoonnummer en zei dat ze moesten bellen als ze nog iets nodig hadden. Harvath bedankte iedereen en wenste hun een fijne avond.

Sølvi had de kamer naast die van Harvath gekregen. Ze spraken af eerst een paar uur te slapen en dan ergens te ontbijten.

Nadat hij een fles water had leeg geklokt en een paar zakjes amandelen had verorberd, ging Harvath op de bank in zijn kamer liggen. Hij dacht erover om zijn tanden te poetsen, maar had niet eens de energie meer om op te staan. Hij wilde alleen nog maar slapen.

Hij schopte zijn schoenen uit, schikte het kussen onder zijn hoofd en sloot zijn ogen. Maar zijn gedachten schoten alle kanten op, en hij vond geen rust.

Hij had gehoord dat zoiets eenmonkey mindwerd genoemd, dat alles maar bleef rondspringen.

Als hij zijn ogen sloot, zag hij normaal gesproken Lara voor zich. Ditmaal gebeurde dat ook, maar daarna zag hij ineens Marco en wat dat jongetje allemaal had meegemaakt. Niet alleen was zijn vader vlak voor zijn geboorte gestorven, maar hij had ook zijn moeder verloren en was hij in een soort mislukte gewelddadige ontvoeringspoging verstrikt geraakt, die met een hoop geweervuur gepaard was gegaan.

Harvath durfde er niet aan te denken wat de langetermijneffecten daarvan konden zijn. Hoe kon je ooit een ‘normale’ jeugd doormaken, laat staan tot een gezonde, normaal functionerende volwassene opgroeien, als je dergelijke gebeurtenissen uit je verleden moest meetorsen?

Hoe het in de toekomst verder moest, baarde Harvard nog grotere zorgen. Lara’s ouders waren reuzelieve mensen, maar ze waren al op leeftijd. Wat zou er gebeuren als een van hen of – God verhoede! – zij allebei overleden voordat Marco oud genoeg was om op eigen benen te staan? Hoeveel pijn kon een kind verdragen? Alleen al de gedachte daaraan was hartverscheurend voor hem.

Hij moest zijn gedachten over Marco en Lara wegstoppen in die ijzeren kist, die weer dichtlassen en zo diep mogelijk verbergen, ergens heel diep in zijn binnenste. De pijn beroofde hem alleen maar van zijn energie en putte hem nog verder uit.

Nu kwam de ongezonde gedachte bij hem op om een slaapmutsje te nemen, zodat hij een beetje tot rust kon komen. Maar hij wist dat dat slecht af zou lopen. Hij zette die gedachte eveneens ver van zich af.

In zijn zoektocht naar iets anders waarin hij zich kon verliezen, liet hij zijn gedachten de vrije loop. Hij kwam uit bij de vrouw in de kamer naast hem.

Terwijl hij aan Sølvi dacht, aan hun lunch op de boot en hoe haar stralende glimlach hem verblind had, vervaagde al het andere en ontspande hij zich langzaam.

Niet lang daarna gleed hij weg in een diepe slaap, die hem stevig in de greep hield.

Het was een duistere, droomloze slaap, alsof hij van een klif in een bodemloze nachtelijke put viel. Hij sliep als een roos.

Op zeker moment moest zijn brein gas terugnemen, al was het maar voor even. Traumatische schokken en voortdurende bedreigingen creëerden een omgeving waarin het centrale zenuwstelsel schade kon oplopen als het niet regelmatig tot rust kon komen. Slaap was essentieel om scherp te blijven. En zijn vermogen om scherp te blijven, om voortdurend tot aan de limiet te gaan, gaf hem steeds weer een beslissende voorsprong.

Anders dan in de Jeep lukte het hem ditmaal om zijn ogen een behoorlijke tijd gesloten te houden. Maar toen hij wakker werd, dacht hij dat hij zich had verslapen. Het klonk alsof Sølvi op zijn deur klopte.

Na enkele ogenblikken realiseerde hij zich dat hij geen geklop op de deur hoorde, maar zijn telefoon die op de houten salontafel naast hem lag te trillen.

Hij pakte hem op en kneep zijn ogen toe om te zien wie er belde. Het was Nicholas. Hij had geen idee hoe laat het in de Verenigde Staten was.

Hij nam de oproep aan en zei: ‘Je hebt vast iets gevonden.’

‘Zeker weten,’ antwoordde de kleine man.

‘Wat dan?’