Decia-agent nam een slokje en wierp een blik op de andere gasten om zeker te weten dat niemand van hen meeluisterde. Toen Hayes er zeker van was dat ze veilig kon spreken, zei ze: ‘Wat ik je ga vertellen, blijft tussen ons tweeën. Als je mijn naam ooit met deze informatie in verband brengt, zal ik botweg ontkennen dat dit gesprek ooit heeft plaatsgevonden. Is dat duidelijk?’
Sølvi knikte langzaam.
15
Camp David, Maryland
‘Goed,’ zei Lawlor. ‘Breng me op de hoogte. Alles wat met Pedersen te maken had en iedereen die wist dat je connecties had.’
Nicholas had de Laurelhut, waar de meeste officiële bijeenkomsten van Camp David plaatsvonden, in een provisorisch operatiecentrum veranderd. Er waren drie vergaderruimten, een keuken, een eetkamer en een klein presidentieel kantoor.
Hoewel de hut al in 1972 onder president Nixon was gebouwd, kon de belangrijkste vergaderruimte op technologie bogen die de vergelijking met de Situation Room in het Witte Huis kon doorstaan. Er stonden niet alleen diverse flatscreenmonitoren, waarop televisieprogramma’s en rechtstreekse versleutelde videobeelden getoond konden worden, maar ook aanraakgevoelige glazen schermen, waarop kaarten of satellietbeelden konden worden geprojecteerd.
De glazen schermen stonden op rails en konden naar links of rechts worden verschoven. Dan werd er een enorm whiteboard aan de muur zichtbaar. Hoewel Lawlor alle technologische snufjes zeker waardeerde, gaf hij de voorkeur aan het whiteboard, zeker als ze aan het brainstormen waren.
Daar vlakbij stond een plateau met frisdrank, flessen water, een samovar met koffie en een assortiment snacks.
Terwijl Harvath sprak, liep Lawlor heen en weer. In zijn ene hand hield hij een groene marker en in de andere hand een beker koffie. Als er een nieuwe naam werd genoemd, schreef hij die op het whiteboard erbij.
Toen Harvath uitgesproken was, deed Lawlor een stap naar achteren en keek naar hun lijst. Hij las die hardop voor, in de hoop dat ze iemand hadden gemist.
‘Admiraal David Proctor, de hoogste geallieerde commandant van denavoin Europa, Monika Jasinski van de Poolse militaire inlichtingendienst en Filip Landsbergis van devsd, de Litouwse staatsveiligheidsdienst. Is dat alles? Zijn dat alle personages?’
‘Meer niet,’ antwoordde Harvath. ‘Dat zijn alle mensen die op de hoogte waren van de operatie die Carl en ik uitvoerden.’
Lawlor wees naar een dossier op tafel. ‘Proctor is een vooraanstaand academicus van de U.S. Naval Academy en heeft onder andere het commando gevoerd over Destroyer Squadron 21 en de Enterprise Carrier Strike Group, heeft gediend als speciale assistent van de minister van Defensie en de voorzitter van de gezamenlijke stafchefs, waarna hij hoofd van het Special Operations Command werd en vervolgens het U.S. Central Command op zich nam. Twee jaar geleden werd hij door president Porter genomineerd voor desaceur-positie, wat door de Senaat unaniem werd bekrachtigd. Een indrukwekkend cv.’
Harvath knikte instemmend. ‘Ik kende hem al toen hij bijsocomzat. Je kunt op hem bouwen. President Porter heeft eenmaal met hem gesproken. Daarna heb ik alleen nog maar met de admiraal gesproken. Geen enkel staflid mocht meeluisteren en niemand werd op de hoogte gebracht.’
‘Is Carls naam nog ter sprake gekomen?’
‘Eén of twee keer, maar alleen in het kader van de missie.’
‘Zou het kunnen dat…’
Harvath stak zijn hand op en onderbrak hem. ‘Uitgesloten. Die man zwijgt als het graf.’
‘Graven kunnen gedolven worden.’
‘In dit geval niet, en zeker niet als het om de naam van een inlichtingenagent van een bondgenoot gaat. De admiraal maakte zich altijd buitengewoon druk over operationele veiligheid. Dat kun je iedereen vragen die bijsocomofcentcommet hem heeft gewerkt. Hij had de leiding over een van de grootste operaties die we na 9/11 hebben ondernomen. Er is nooit een woord naar de pers of naar onze vijanden gelekt. Zoals ik al zei, kun je zonder meer op hem bouwen. Punt uit.’
‘En hij beval Jasinski aan?’
‘Correct,’ zei Harvath. ‘Ze was bij de terrorisme-inlichtingencel van denavoin België gedetacheerd. Admiraal Proctor had haar persoonlijk aangeworven. Ze legitimeerde mijn dekmantel zodat ik aan de aanval op de cel in Noorwegen kon deelnemen. Daarna ontmoetten Jasinski en ik Carl op de luchtmachtbasis Værnes in Stjørdal en ondervroegen hem over de operatie. Er moesten nog wat dingetjes met de politie en de Noorse krijgsmacht geregeld worden, maar Carl zei tegen ons dat hij daar wel voor zou zorgen.’
‘Denk je dat hij jouw naam bij hen genoemd kan hebben?’ vroeg Lawlor.
‘Carl? Uitgesloten. Ik reisde onder een alias, dat aan hem doorgegeven was. Hij zou me zeker niet hebben verraden.’
‘En toen hij eenmaal in Oslo terug was? Denk je dat hij het iemand bij denisheeft verteld?’
‘De Noorse Inlichtingendienst paste er wel voor op Carl te veel vragen te stellen, vooral vragen waar ze geen antwoord op wilden.’
‘Dat vroeg ik niet,’ zei Lawlor. ‘Denk je dat hij iemand van denisheeft verteld dat je in Noorwegen zat?’
‘Officieel?’ antwoordde Harvath. ‘Nee.’
‘En officieus?’