Page 40 of Near Dark

Harvath schudde zijn hoofd.

‘Vertel me over de chauffeur,’ vervolgde Nicholas.

‘Blank. Grijs haar. Net geen een meter tachtig. Zo’n twintig kilo te zwaar. Zestiger. Volgens Landsbergis kwam de man uit een trots geslacht. Zijn vader, grootvader en twee ooms waren Bosbroeders, Baltische partizanen die tijdens en na de Tweede Wereldoorlog een guerrillaoorlog tegen de Russen voerden.’

‘Je hebt een uitzonderlijk geheugen. En heb je ook een naam?’

Harvath wist dat dit de vanzelfsprekende volgende vraag was. ‘We hebben zijn naam nooit gekregen. Zo werd hij beschermd.’

Nicholas raadpleegde zijn aantekeningen. ‘Dus we hebben Litouwse chauffeur van halverwege de zestig met overgewicht in een blauwe Scania uit de jaren negentig wiens voorouders het Rode Leger belaagden. Is dat alles? Verder niets? Helemaal niets?’

‘Tot zijn verdediging kan ik zeggen dat je in een gekoelde trailer niet veel te zien krijgt,’ zei Lawlor.

‘Behalve dat ik niet in de trailer zat,’ antwoordde Harvath, terwijl hij in zijn geheugen groef. ‘Tenminste niet toen ik het land verliet.’

‘O nee?’

‘Nee. De hele operatie was fout gelopen. Iedereen was naar ons op zoek. We hadden ons in een oude, vervallen wasstraat verstopt. Daar waren een paar politieagenten uit Kaliningrad opgedoken en Chase had geen andere keuze gehad dan hen allebei uit te schakelen. Dat was voor ons allemaal moeilijk geweest. Niettemin wilde ik gezien alle opwinding niet achter in die trailer zitten, waar ik niks kon zien, en daarom had ik tegen de chauffeur gezegd dat ik bij hem in de cabine mee zou rijden.’

‘Heb je daar iets gezien wat van nut zou kunnen zijn?’

Harvath had altijd oog voor detail gehad en probeerde zich een waardevol detail te herinneren. De Litouwer was dol geweest op luchtverfrissers die naar een nieuwe auto roken, wat nogal grappig was, gezien de leeftijd van zijn vrachtwagen.

Hij herinnerde zich hoe de scheuren in het vale dashboard waren afgeplakt met ducttape. Hij herinnerde zich ook de verwijderbare Alpineradio met oranje knoppen, die bijna vintage was. Maar er was nog iets anders. Harvath herinnerde zich dat hij papieren had gezien.

Het had de chauffeur verrast dat hij erop had gestaan op de passagiersstoel mee te rijden. Toch had de Litouwer zich laten vermurwen. Toen Harvath was ingestapt, had hij diverse documenten verspreid in de cabine zien liggen. Omdat de chauffeur op de terugweg was en de grens passeerde, meende Harvath dat het om transitdocumenten moest gaan.

‘Ik geloof dat ik een naam heb gezien,’ zei hij.

Nicholas keek hem over het scherm van zijn laptop heen aan.

‘Lukas,’ zei Harvath, die zijn geheugen na zoveel drank niet meer geheel vertrouwde. ‘Nee, wacht,’ corrigeerde hij zichzelf. ‘Het was niet Lukas, maar Luksa. Gespeld L – u – k – s – a.’

‘Voornaam of achternaam?’

‘Achternaam, denk ik. Ik kon de bladzijden slechts gedeeltelijk zien.’

‘Zoals ik al zei, je hebt een buitengewoon geheugen,’ herhaalde Nicholas. ‘Weet je nog meer?’

‘Ja. De chauffeur droeg een namaak-Members Only-jack en rook naar Drakkar Noir. Dat is alles.’

De kleine man grinnikte. ‘Ik weet niet hoe nuttig dat laatste is,’ zei hij, naar zijn laptop terugkerend, ‘maar zo krijgen we wel een duidelijk beeld.’

Harvaths leven was naar de klote. Hij had overal pijn, zijn hart was gebroken en hij snakte naar een borrel, maar zijn galgenhumor raakte hij maar niet kwijt. In werkelijkheid had de vrachtwagenchauffeur een versleten trui gedragen en had hij naar knoflook gestonken. Het gaf hem een goed gevoel een glimlach op het gezicht van zijn vriend te brengen. Dit was de eerste keer sinds een hele tijd dat hij iets anders dan woede of wanhoop voelde.

‘Wat betekent dit allemaal voor ons?’ vroeg hij.

Lawlor schudde zijn hoofd. ‘Ik weet niet of we nu verder zijn dan toen we begonnen. Ondanks jouw mening over Jasinski denk ik toch dat iemand met haar moet praten, al was het maar om te bevestigen dat ze met niemand over Pedersen heeft gesproken. Hetzelfde geldt voor Proctor, en ook voor Landsbergis. Ik denk niet dat we alles maar als vanzelfsprekend moeten aannemen.’

‘En wat moet ik doen terwijl dat allemaal wordt onderzocht? Pijltjes gooien? Paardrijden?’

‘Je mag een balletje gaan slaan,’ zei Nicholas, terwijl hij op zijn laptop keek hoe laat het was.

‘Wat zeg je?’

‘Iemand verwacht je op de golfbaan.’

‘Wie?’ vroeg hij, in de wetenschap dat het niet de president kon zijn. Alspotusin Camp David was geweest, zou er een voelbare opwinding hebben geheerst en was het veel drukker geweest.