Page 68 of Near Dark

Hij haalde nog eens diep adem, deed zijn rugzak weer om en kroop naar het huis toe.

Toen hij bij zijn volgendewaypointkwam, meldde hij zich: ‘Nog honderd meter.’

‘Begrepen,’ antwoordde Nicholas. ‘Norseman, nog honderd meter.’

Norseman was de roepnaam die Harvath alssealhad gekregen. Zoals de meeste militaire roepnamen zat daar een grappig verhaal aan vast.

Met zijn blauwe ogen en donkerblonde haar zag Harvath er eerder Germaans dan noords uit. Hij had zijn bijnaam niet gekregen omdat hij een speciale band met de Vikingen gehad zou hebben, maar eerder omdat hij graag afspraakjes maakte met Scandinavische stewardessen die op Los Angeles vlogen.

Of ze nu uit Noorwegen, Zweden of Denemarken kwamen, ze waren allemaal betoverend mooi. Maar er was wel iets opvallends met hen aan de hand geweest. Geen van hen was in de VS woonachtig. Ze waren allemaal in Scandinavië gestationeerd. Net als hij waren ze niet beschikbaar, behalve voor korte, zorgeloze onenightstands. Pas toen hij ouder en volwassener was geworden, was hij zich gaan realiseren hoe zinloos het was afspraakjes te maken met vrouwen die zo’n eind weg woonden.

Dat betekende niet dat hij zijn waardering voor Scandinavische vrouwen had verloren, integendeel. Hij vond ze nog altijd ongelooflijk sexy, ongelooflijk zelfverzekerd en op een prikkelende manier onafhankelijk. Bij hen hoefde je niet voor onzinnige dramatiek te vrezen. Ze vertelden je precies waar het op stond, altijd en overal. En de seks met hen was ronduit verbazingwekkend, geen schuldgevoelens, geen remmingen en geen problemen om over te brengen wat ze fijn vonden.

Alle vrouwen met wie hij afspraakjes had gehad, waren slimmer dan hij, en hij was behoorlijk slim. Hoe dol ze ook op de Verenigde Staten waren, geen van allen had erover gepiekerd om hun carrière in te ruilen voor een verwaande jongeseal, zonder te weten waar ze terechtkwamen en voor hoelang.

Niet dat Harvath ooit had toegegeven dat hij eensealwas. In vrijblijvende relaties vertelde je zoiets niet. Had hij er op gezinspeeld, vooral toen hij een buitengewoon aantrekkelijke Scandinavische stewardess in bed probeerde te krijgen? Hoewel hij het in een rechtbank zou hebben ontkend, was dat ‘misschien’ wel gebeurd. Zoals het oude gezegde in de Speciale Operaties-gemeenschap luidde: als je de boel niet bedroog, probeerde je het niet echt. Je werd niet voor een elite-eenheid geselecteerd als je de regels altijd nauwkeurig opvolgde. Je werd geselecteerd omdat je alles deed om de klus te klaren.

‘Perceelgrens,’ zei Harvath, toen hij bij de rand van het bos kwam. ‘Nog vijftig meter.’

‘Oké,’ antwoordde Nicholas. ‘Norseman nog vijftig meter.’

Harvath bekeek de dronebeelden nogmaals. Alles zag er goed uit. Er was niemand in de buurt van het huis, geen buren die rozenstruiken snoeiden of honden uitlieten, geen hoveniers die het gras aan het maaien waren, geen kinderen die aan het voetballen waren of op fietsen rondcrossten. Hij kon verdergaan.

Hij nam even de tijd, maakte zijn rugzak los en wachtte. Hurkend achter het laatste groepje bomen wachtte hij af.

Niet dat hij de beelden van de drone niet vertrouwde, maar hij vertrouwde zijn eigen intuïtie en eigen ogen nog meer.

Hij trok zijn oortje los, sloot zijn ogen en luisterde. Het makkelijkst te horen was de wind die door de bomen om hem heen waaide. Daarachter hoorde hij het klaterende water van de fontein in Landsbergis’ uitgestrekte achtertuin. Van een andere plek kwam het hoge geklingel van een metalen windgong.

Alles tezamen vormde de soundtrack van een welvarende buitenwijk. De enige bedreiging hier leek Harvath te zijn. En dat was precies zoals hij het graag zag.

‘Ik ga nu het terrein op,’ meldde hij, nadat hij zijn oortje weer had ingedaan. ‘Norseman gaat naar binnen.’

29

Harvath stak snel het kort gemaaide gazon over en bleef met zijn rug tegen de zijkant van het huis staan. Toen hij de deur bekeek, zag hij in de lijst een metalen strip met een rij knoppen van iets minder dan tien centimeter hoog en ruim twee centimeter breed.

‘Naast de standaardsloten zie ik hier ook een toetsenbord. Hebben we een toegangscode?’ vroeg hij.

‘Nee. Die lijkt niet in het dossier te zitten.’

Dat was niet ongewoon. Het was de taak van het beveiligingsbedrijf om te controleren of er ingebroken was, en als dat het geval was, moesten ze dat melden. Ze hadden geen sleutels of een toegangscode nodig om die taak uit te voeren.

‘Begrepen,’ zei Harvath, terwijl hij delockpick gunuit zijn rugzak viste. ‘Waar zit het bedieningspaneel van de alarminstallatie, en wat is de toegangscode?’

‘Als je eenmaal binnen bent, ga je links de eetkamer in en dan door de keuken weer terug. Er is een paneel achter de koelkast in de gang.’

‘Begrepen. Paneel in de gang achter de koelkast.’

‘Toegangscode een, een, zeven, zes, twee, nul. Herhaal een, een, zeven, zes, twee, nul.’

‘Oké. ‘Bevestig toegangscode een, een, zeven, zes, twee, nul.’

‘Dat is juist,’ zei Nicholas.

‘Zero comms,’ beval Harvath, om radiostilte vragend. ‘Tenzij en totdat je beweging ziet.’

‘Begrepen. ‘Zero comms.’