Page 80 of Near Dark

Nadat de deur van het trappenhuis op afstand geopend was, liepen ze naar de eerste verdieping. Het huis bleek een vervallen zooi. Devsd-directeur had zijn hele inkomen, inclusief de betalingen van de Russen, blijkbaar aan zijn hypotheek, auto’s en motor besteed. Hij gaf in elk geval geen cent uit aan huismeesters of interieurverzorgers.

Blijkbaar was dit een opknappertje en deed Simulik al het herstelwerk zelf. Hier en daar kon Harvath plekken zien waar de man een raam of lijstwerk had vervangen, maar de gerepareerde delen moesten nog altijd in de grondverf gezet en geschilderd worden.

Niet dat hij in een krot woonde, Harvath had wel ergere voorbeelden gezien, maar als dit Simuliks weekendbesteding was, had hij aan twee levens nog niet genoeg. Hij had beslist te veel op zijn schouders genomen.

Hoe dan ook, zijn verbouwingsproblemen vormden wel de minste van zijn zorgen. Hij kon elk moment oog in oog komen te staan met de enige persoon die zelfs Magere Hein niet aan de andere kant van een steegje wilde zien staan.

Aan het einde van de schemerige gang, waarin een vlekkerig tapijt lag, drong licht uit een deuropening naar binnen. Daar liepen ze naartoe.

Harvath had Andriejus Simulik nooit ontmoet, maar hij had wel over hem gehoord. Carl meende dat de man niets voorstelde. Litouwen verdiende volgens Pedersen veel beter. Daarom had hij ervoor gekozen om met Landsbergis samen te werken. Ooit had hij de hoop gehad dat de jongere Litouwer zou opklimmen tot directeur van devsd. Alles was beter dan Simulik. Landsbergis zou naar zijn inschatting een uitzonderlijk goede kandidaat zijn. Harvath was het daarmee eens, gebaseerd op het weinige wat hij van hem had gezien.

Landsbergis hield zijn pas niet in toen ze op de studeerkamer van Simulik afliepen.

Terwijl hij voorging, straalde hij een resolute vastberadenheid uit. Zozeer zelfs dat Harvath zich afvroeg of Landsbergis al lang voor deze avond verdenkingen over zijn baas had gehad.

Vlak voor de deuropening hield devsd-agent zijn pas in, haalde diep adem en stapte naar binnen. Harvath volgde vlak na hem.

34

Andriejus Simulik was een corpulente, forse man die achter een nog forser bureau zat. Hij was nog steeds gekleed in het pak dat hij die dag naar kantoor had gedragen. Zijn hangwangen hingen over zijn overhemdsboord en over de slordige knoop van zijn rode zijden stropdas.

Zijn grijze haar was langer dan voor een ambtenaar passend was, laat staan voor een man van zijn leeftijd. De schouders van zijn jasje zaten onder de roos.

Op het dressoir achter hem stonden de benodigdheden voor martini uitgestald. Gezien de halflege kan was het al volop cocktailuur.

‘Ja, daar,’ bevalvsd-directeur. Met die woorden verwees hij zijn gasten bij binnenkomst naar de twee versleten stoelen met fluwelen zitting voor zijn bureau.

Toen ze eenmaal zaten, zei hij: ‘Na alles wat er is gebeurd, tonen jullie wel lef door in ons land terug te komen. We hadden een demarche naar jullie ambassadeurs moeten sturen.’

Een demarche was in de diplomatieke wereld het equivalent van een scherp geformuleerde brief waarin protest werd aangetekend tegen de handelwijze van een andere regering.

Maar in dit geval was er geen sprake geweest van een demarche. Simulik had helemaal niets gezegd of geschreven, waarschijnlijk op verzoek van de Russen. Harvath was er zelfs tamelijk zeker van dat Landsbergis en zijn directeur de enige tweevsd’ers waren die iets afwisten van de operatie in Kaliningrad en de Litouwse betrokkenheid daarbij. Simulik kletste maar door.

Hij was ook reuzenerveus, of mogelijk zelfs paranoïde. Telkens weer wierp hij schichtige blikken op de grote computermonitor op zijn bureau. Hoewel Harvath niet kon zien waar hij naar keek, nam hij aan dat het de beelden van zijn bewakingscamera’s waren.

Carl had gelijk gehad inzake deze man. Harvath was nog geen minuut in de kamer en verachtte hem nu al.

Maar hij moest zichzelf eraan blijven herinneren dat hij had beloofd hem niet te vermoorden voordat Sølvi hem had kunnen ondervragen. Beloofd was immers beloofd.

‘Maar waarom praat ik eigenlijk met u, meneer Harvath? Wat komt u hier doen?’

‘Onlangs heb ik de Russen in Kaliningrad een bezoek gebracht. Toen ik vertrok, heb ik iets meegenomen wat van hen is.’

Simulik trok een wenkbrauw op. ‘Heeft u iets of iemand meegenomen?’

Harvath grijnsde. ‘Dus u bent op de hoogte van de operatie.’

‘In mijn hoek van de wereld gebeurt niets zonder dat ik er van af weet.’

Wat een ongelooflijke klootzak was deze vent. En hij was er nog trots op ook. Harvath durfde erom te wedden dat hij geen donder af wist van wat er in ‘deze hoek van de wereld’ gebeurde.

‘Twee weken geleden heeft een team Russen, onder wie een met zo’n modieus puntbaardje, een bezoek gebracht aan een Litouwse burger genaamd…’

Harvath stopte midden in de zin. Bij beide mannen was een opvallende verandering te zien. Simulik keek geen moment meer naar zijn computermonitor, terwijl rechts van hem Landsbergis ineens verstijfd leek.

‘Zwart haar en een puntbaardje?’ vroeg de jongerevsd-agent.

Harvath knikte. ‘Je lijkt hem te kennen.’